BEELDSCHOON
Alleen voor
het beeldschone
maak ik de deur open
Alleen haar
koester ik
en in haar kan ik
me verschuilen
Alles wat ik aan haar
kan geven, daar word ik
door haar om bemind
en ik weet dat zij
mij nooit verloochent
Ik zie haar niet,
ik hoor haar niet,
ik proef haar niet
en ik voel haar niet
Alleen weet ik
hoe beeldschoon zij is
Alleen voor
het beeldschone
maak ik de deur open
Alleen haar
koester ik
en in haar kan ik
me verschuilen
Alles wat ik aan haar
kan geven, daar word ik
door haar om bemind
en ik weet dat zij
mij nooit verloochent
Ik zie haar niet,
ik hoor haar niet,
ik proef haar niet
en ik voel haar niet
Alleen weet ik
hoe beeldschoon zij is
BEZIELING
Ik heb geen
bezieling
omdat ik geen
ziel heb.
Alleen heb ik een passie
voor alles wat
mij bekoort.
De leegte is
mijn bron
om de
eenzaamheid
te kunnen
verdrijven.
Ik leef als een
gevangene
van de vrijheid
zodat ik me
kan verzetten
om mezelf
te kunnen bevrijden
KLUCHT
Ik keek naar
de lucht
waar de wolken
voorbij dreven.
Het stond geschreven;
mijn leven
was een klucht.
Ik hoorde
de zucht
van de wind
en sloeg
op de vlucht
als een klein
huilend kind.
4 MEI
Hen
herdenken we,
de vergasten,
de vermoordden
en
de gesneuvelden,
terwijl
we nog
steeds niets
geleerd hebben.
Hen
herdenken we
en als de
volgende ochtend
aanbreekt,
vieren we
de vrijheid
zonder
aan hen
te denken.
GEDICHTENDAG II
Dag gedicht
heb je
nog zicht
op die dag
en is
de dag
nog niet
dicht?
LENTE
De lente
heeft het koud,
omdat de zon
te lui is om te schijnen.
De zomer neemt
uit voorzorgsmaatregel
de winterjas uit de kast
die de winter niet eens nodig heeft.
De herfst schudt zijn bladeren
van zich af om af te koelen.
DE LEEGTE
De dageraad
stond op
terwijl de
nacht sliep
Ik zag niks
in het donker
evenmin
in het licht
Met een
stille kreet
voelde ik
daartussen
de leegte
die nooit
zou vergaan.
LEGE UREN
Ik vul de dagen
met lege uren
en in die lege uren
staar ik voortdurend
totdat ik een woord
zie voorbijkomen
maar dat zal niet komen
en zolang dat niet komt
blijf ik de dagen
met lege uren vullen
HET PAPIER HUILDE
Gevangen
in een zee van woorden
in een zee van woorden
niets vloeide zoals het moest zijn
het papier
huilde geruisloos zonder tranen.
huilde geruisloos zonder tranen.
Elke dag
liep ik hem zonder omkijken voorbij.
liep ik hem zonder omkijken voorbij.
De pen droogde op en ik verdorde met de dag.
DE NACHT II
Op een dag was de dag op
doordat de nacht naderbij kwam
en terwijl hij
in diepe gedachten verzonken was
in diepe gedachten verzonken was
waarom hij de dag nooit mocht zien
tikte de volgende dag
op zijn schouder om
voor haar plaats te maken
op zijn schouder om
voor haar plaats te maken
zonder haar
te mogen aanschouwen.
te mogen aanschouwen.
TUSSEN DE RAILS
Heel vroeg voordat
het licht in het donker
sneed, stond ik tussen
de rails te wachten
op het frontale.
Het was tevergeefs,
want ik stond op
een dood spoor.
BEVLOGEN
Bevlogen in mijn
bewogen leven
is mijn hart nooit
verteerd
Het ritme van mijn
onrust brengt
mij tot pijnlijke
nederlagen
en het wordt
door het zoeken
voortgestuwd
TROUW
Er is maar één
die mij trouw is
en mij ook nooit
zal verlaten
omdat hij mij
trouw achtervolgt.
Hij is niet
de schaduw
die alleen opdoemt
als de zon schijnt
Er is maar één
die mij trouw is
en ik kan hem
niet van me afschudden.
LUCHT
Ik heb geen armen,
Ik heb geen benen,
Ik heb geen romp
en ik heb geen hoofd,
want ik ben van lucht
Alles gaat door me heen
Iedereen kijkt me door heen
Ze vinden mij te koud en
of te warm, want ik ben van lucht.
Ik ben niets, heb niets en
ik ben nergens te vinden
Hoog of laag doet er niet toe
want ik ben van lucht
Ik heb nergens een houvast,
ik kan mezelf niet bevrijden
en ik kan ook mezelf nergens
aan vastklampen, want ik ben van lucht
Er is geen vuiltje aan de lucht
te bekennen en ik zucht maar
want ik ben maar van lucht.
DE NACHT VAN HET LANDSCHAP
De nacht schakelde onverwacht
de dag uit
waar ik
de glans
van het landschap niet meer zag.
de glans
van het landschap niet meer zag.
Het verstilde me dat er niets
te beleven viel.
te beleven viel.
MIST
De mist wordt
steeds dikker,
steeds dikker,
behalve ik.
Al vreet ik
mijn bord leeg,
mijn bord leeg,
ga ik steeds
de mist in.
de mist in.
Ik mors te vaak door
alle dagen heen
alle dagen heen
en de dikke mist
heeft nooit vergist,
heeft nooit vergist,
dat ik in zijn ogen
een mistig type ben.
een mistig type ben.
Op de sokkel staan
is het mij niet gegund,
is het mij niet gegund,
omdat ik uit één brok
steen uitgehakt ben
steen uitgehakt ben
en die elders in de mist
met de dag verweerd wordt.
met de dag verweerd wordt.
ZICHT
Mijn zicht
heeft geen
gezicht
meer
en ik heb
geen zicht
op mijn gezicht
meer.
Ik kijk
in het luchtledige
naar het
luchtledige,
wetende
dat ik niet weet
waar ik kijken
moet.
De verdwaasde
woorden zweven
in mijn hoofd
en ik hou
mijn mond
stil
om de stilte
te kunnen
doorbreken.
In mij
ontwaakt
God
als ik er
niet meer
ben.
BEKENTENIS
Ik
beken
dat ik
een
woordenaar
ben.
DE CEL
De cel
waarin ik
me bevind
is
kleiner
dan de hel
en ik hoor
een kind
huilen
in een cel
die nog kleiner
is dan de hel.
DE LEEGTE
De dageraad
stond op,
terwijl
de nacht sliep.
Ik zag niks
in het donker,
evenmin
in het licht.
Met een
stille kreet
voelde ik
daartussen
de leegte
dat nooit
zou vergaan.
DE LEEGTE II
Mijn vingers bewogen
boven de toetsen waar
de klanken mij verlieten.
Ze brachten mij van stuk
omdat ik elke keer het geluk
maar weer niet vond om
het gevuld te krijgen.
DE PIJN
De pijnbomen
pitten niet.
Met hun naalden
prikten ze mij
voortdurend
om mij de pijn
te laten voelen.
Tijdens het eten
stak ik met
een tandestoker
tussen mijn kiezen
door om die
onruststokers
te verwijderen.
Al lagen ze
in mijn maag,
maar de pijnbomen
bleven met hun
naalden mij prikken
zodat ik niet
meer weg kon vluchten.
GOD
Zwijgend keek ik
zonder blikken
of blozen
God strak
in zijn ogen aan.
Net zo lang
totdat God
voor mij boog
DE VIER SEIZOENEN
Er is al zoveel
geschreven
over de lente,
over de zomer,
over de herfst
en ook nog
over de winter.
Zoveel zelfs
dat je zich
suf peinst
om een
hele unieke
te bedenken.
Ik sla dat
maar een
jaar over
om de vier
seizoenen
over me heen
laten komen
zodat de woorden
vanzelf op
het papier komen.
HALLO?
Hallo?
Is er iemand?
Er is niemand,
want ik zie niet.
Hallo?
Is er iemand?
Er is niemand,
want ik hoor ze niet.
Hallo?
Is er iemand?
Er is niemand,
want ik voel ze niet.
Hallo?
Is er iemand?
Er is niemand,
want ik ruik ze niet.
Hallo?
En ik
tast altijd
in het duister.
BELIJDEN
Ik laat me
niet verleiden
tot het belijden
van het lijden
van mijn eigen ik.
Alleen
weifel ik
over de twijfel
van mijn eigen ik
die mij voortdurend
achtervolgt.
BRAND
De hemel stond in brand
en ik liep op de rand
van een gebluste hel
Ik hoorde een schelle bel
en legde de hoorn van de duivel
tegen mijn oor aan onder een luifel.
Er klonk geen enkele stem,
alleen een brandende adem
die over me heen blies.
De brug hield zijn armen
heel lang hoog in de lucht
en ik kon niet eens op de vlucht
voor de brandende adem
ZIJN
Ik weet waar ik wil zijn
maar als het zover is,
dan is het er niet waar
ik wezen wil.
Elke keer als ik er ben
ontglipt het mij telkens,
net zo lang totdat
ik er niet meer ben.
Mijn stem spreekt,
maar hij zwijgt in
alle talen daar
waar ik wezen wil
Ik wil niet zoeken en
Ook niet vinden,
ik wil er zijn zonder
dat ik daar aan denk.
Het zal nooit over gaan
omdat het mij niet
werd gegeven om te
mogen zijn wie ik ben.
BRILJANT
Hij komt op
een briljante
wijze geheel
ongemerkt
in me binnen
Als een
silhouet
blijft hij
mij trouw
Nooit
zal ik de
perfecte
sluipmoordenaar
de das om
kunnen doen
HET KORTSTE GEDICHT
Dicht!